In opdracht van “de coalitie” heeft eind januari 2022, Arcadis een helder rapport opgeleverd “Onderzoek Verzanding Haringvlietmonding”. De “coalitie“ bestaat uit de gemeenten Westvoorne, Goeree-Overflakkee, Brielle, Hellevoetsluis, Nissewaard, met ook Rijkswaterstaat, Waterschap Hollandse Delta, Natuurmonumenten, Havenbedrijf Rotterdam, Recreatieschap Voorne Putten, Zuid-Hollands Landschap en de Provincie Zuid-Holland.

Vóór de aanleg van de Nieuwe Waterweg was het Haringvliet de hoofdafvoer naar de Noordzee voor Rijn en Maas. Maar vooral door de ingrepen na 1950 is de Haringvlietmonding steeds meer aangeslibd en verzand. Een proces dat zich de laatste decennia heeft versterkt en nog niet tot stilstand is gekomen. Het Arcadis rapport bevestigt wat vissers, jachteigenaren, badgasten en de toeristenbranche al lange tijd met eigen ogen waarnamen. Door de afsluiting van het Haringvliet verdween de invloed van het horizontaal getij. Er is nog sprake van een rivierafvoer via de Haringvlietsluizen, maar het grootste deel van het jaar zijn de sluizen afgesloten. Zand en slib worden vanaf de zeezijde steeds verder richting stranden verplaatst. Zonder een ingreep verzandt de Haringvlietmonding met alle gevolgen voor de visserij, het strandtoerisme, de recreatievaart, maar ook de opstuwing tijdens hoge rivierafvoeren in de hele Zuidwestelijke Delta. Zonder ingreep zal ook de biodiversiteit in dit waardevolle Natura2000 gebied sterk verarmen.

Zand en Slib in de Hringvlietmonding

Bij Oostvoorne zijn de Slikken van Voorne ontstaan en is het strand inmiddels met een dikke laag slib bedekt, een proces dat zich uitstrekt naar het Zuiden en inmiddels ook op het badstrand van Rockanje merkbaar wordt. De zandbanken waaronder de Hinderplaat worden groter en bundelen zich en verschuiven ook richting Rockanje. Bij laag water steekt een steeds groter deel van die banken boven water en kun je de zeehonden zien liggen. Ook de surfers zijn al uit het gebied verdwenen richting Maasvlakte. In de golfluwte achter de Hinterplaat vóór de kust van Voorne vindt vooral na 2010 een versnelde grootschalige aanslibbing en aanzanding plaats.

De niet onbelangrijke scheepvaartgeul naar Stellendam wordt ondieper, smaller, bochtiger en gevaarlijker. De geul mondt uit in het Slijkgat voor de kust van Goeree.

De vloedstroom komt naar binnen via het Slijkgat. Het gebied voor de kust van Voorne en de Haringvlietdam worden elk getij gevuld door de vloedstroom vanuit het Slijkgat. Bij open Haringvlietsluizen loopt ook het meeste spuiwater van de rivieren door deze geul naar de Noordzee.

Door de sterke aanzanding van de Kwade Hoek bij Goeree, wordt de vaargeul naar het Noorden gedrukt en ook met scherpere bochten. Deze zandbank-uitbouw bij Goeree, veroorzaakt door zandtransport langs de kust is ontstaan na de afsluiting van het Haringvliet en de Grevelingen. De geul wordt steeds frequenter gebaggerd en soms zakken de steile gebaggerde geulwanden deels onderuit, als de stroomsnelheden te sterk worden.

Daardoor ontstaat een steeds sterkere bocht in de scheepvaartgeul ter hoogte van de Kwade Hoek.

De vloedstroming waaiert daardoor ook meer uit richting de kust van Voorne en achter de Hinderplaat vindt versnelde aanzanding plaats. Ook de zeewaartse ebstroming met het spuiwater volgen de geul en waaiert ook bij het Slijkgat steeds meer uit. Volgens het Arcadis rapport ontstaat soms plotseling, met name daardoor tijdens hoge rivierafvoeren, een sterke sedimentatie in de vaargeul.

Het Goerese strand wordt aan de Noordwestzijde bij de Kwade Hoek alsmaar breder en plaatselijk vindt ook daar aanslibbing plaats en maken ook muien het badstrand gevaarlijker.

Zo verandert de oorspronkelijke identiteit van de Haringvlietmond van een dynamisch goudgeel Noordzeestrand met geulen en banken in een gebied met ondiepe slikken en schorren en een Waddenzeeachtig karakter. Voor de natuur zijn zeker niet alle gevolgen negatief te noemen, maar de oorspronkelijke ecologie en de natuur veranderen wel sterk. Maar ook de natuurbeweging klaagt over het gebrek aan biodiversiteit in de Voordelta. Zo worden de belangen van de vissers, de beroepsvaart, de pleziervaart en van de lokale middenstand, die gericht is op toerisme, geschaad. Ondertussen vertrekken geleidelijk ook steeds meer badgasten en surfers naar gebieden, waar juist nieuwe stranden ontstaan, bijvoorbeeld op de Maasvlakte.

Zo zien wij de hele Haringvlietmonding steeds meer dichtslibben met fijn zand en slib, een proces wat ook wel waarneembaar is in de andere estuaria in de Zuidwestelijke delta. Zo worden een aantal “stakeholders”, die dit proces met lede ogen aanzien bij het maken van plannen en het ontwikkelen van beleid, steeds meer ingehaald door de werkelijkheid. Het Arcadis rapport noemt zelfs een jaarlijkse verplaatsing van zand en slib van 1,5 miljoen kuub. In het achtergrondrapport worden de morfologische analyses uitgebreid gepresenteerd en besproken. Op basis daarvan is een schets gemaakt van hoe in de huidige situatie het sediment in het gebied verplaatst. Zo wordt duidelijk waar de invloed van golfwerking dominant is, waar slib tot bezinking kan komen en hoe de getijstroming zandbanken laat groeien. Dit figuur vormt de basis voor het doen van de morfologische voorspellingen.

(Uit Arcadis rapport)

Wanneer is de Haringvlietmonding dichtgeslibt?

Het proces van aanslibbing en aanzanding zal doorgaan en is in grote lijnen goed te voorspellen. Duidelijk is dat de Hinderplaat steeds verder opschuift, richting de kust van Voorne en de kust daar steeds ondieper wordt. Het gebied voor de Brielsche Gatdam zal uiteindelijk permanent droogvallen, er zal duinvorming plaatsvinden en de vegetatie bij de Slikken van Voorne zal veranderen.

Het proces van de groei van het noordwest strand bij de Kwade Hoek zal de geul verder naar het Noorden doen opschuiven en zal het strand van Goeree er breder worden. Achter de platen in het golfluwe gebied zal de aanslibbing en de aanzanding verder doorgaan. Het zal ook lastiger worden om de geul met baggeren op diepte te houden, maar op een zeker moment zal de geul door de aanwas, ondanks toenemend  vrijwel dichtgedrukt worden en wordt de scheepvaart ernstig belemmerd.

De verondieping aan de zeezijde van de Haringvlietsluizen zal echter ook invloed hebben op de afvoer van rivierwater via de Haringvlietsluizen. Als de afvoercapaciteit van de Haringvlietsluizen afneemt zal dat tijdens extreem hoge rivierafvoeren ook gevolgen hebben voor de waterstanden in het hele benedenstroomse gebied en dus ook een verslechtering van de veiligheidssituatie tegen overstromingen.

Verplaatsing geul Slijkgat naar het Noorden?

De voorspellingen van de aanzandingsvorm hangt samen met de gevolgen van de concentraties van eb- en vloedstroming in verschillende delen van het Slijkgat. Het lijkt niet onmogelijk dat de ontwikkeling leidt tot de vorming van een afzonderlijke ebgeul die dan meer centraal door het mondingsgebied loopt (noordwest-zuidoost). Die nieuwe geul zou dan ook kunnen dienen als afvoergeul van gespuid rivierwater. Dan wordt het huidige Slijkgat een kleinere vloedgeul die dicht onder de kust van Goeree zal blijven liggen. Omdat er momenteel flink wordt gebaggerd om de huidige vaargeul door het Slijkgat op diepte te houden, wordt dit natuurlijke proces nog flink tegengewerkt. Vanwege deze intensieve baggeractiviteiten, is het niet waarschijnlijk dat deze geulopsplitsing binnen enkele jaren zal ontstaan. Bovendien stroomt er relatief weinig water door de geul, waardoor de morfologische dynamiek en daarmee het vermogen tot geulsplitsing beperkt is. Wel is het zeer waarschijnlijk dat er in de toekomst minder water door het Slijkgat stroomt als gevolg van de grootschalige sedimentatie.

Wat gebeurt er nu in de belangrijkste gebieden?

Het gebied van de Slikken van Voorne (strand Maasvlakte – Groene Punt) ligt tussen de Slufterkust, de Brielsche Gatdam en de noordwestkust van Voorne en loopt tot aan de Groene Punt. Vrijwel de helft van dit gebied ligt al boven NAP. Sedimentatie met slib en heel fijn zand typeert dit gebied sinds de afsluiting van het Brielsche Gat. Bij de Groene Punt was lange tijd sprake van achteruitgang van de kustlijn, de bunkers die tijdens de tweede wereldoorlog in de duinen waren gebouwd, liggen nu in zee. Nu zijn ze bij laag water weer te bereiken, de Hinderplaat beweegt richting Rockanje, een sedimentatieproces dat gestaag vordert. Het slib en het fijne zand zorgen ook voor een sedimentatie van de slikken van Voorne in de richting van de Groene Punt.

De nog zandige kust van Voorne (Groene Punt – Haringvlietdam) vormt de aanzet tot de Haringvlietdam. Hier is nog wel sprake van een duinkustlandschap, een strand en daarvoor een iets dieper gedeelte waar destijds, voor de afsluiting van het Haringvliet, de grote getijgeul lag (het Rak van Scheelhoek). Deze oude getijgeul is inmiddels grotendeels opgevuld met dikke sliblagen en laagjes fijn zand afkomstig van zee. Meer richting de Haringvlietdam is het momenteel nog wel iets dieper voor de kust omdat daar het Rak van Scheelhoek nog niet helemaal is opgevuld. Dat is echter een kwestie van tijd. Als de Hinderplaat de kust zal raken, zullen zowel de Geul voor de Groene Punt als het Rak van Scheelhoek verzanden. Zo zal er een brede strandvlakte ontstaan, waar delen tot boven hoogwater zullen uitgroeien en waar primaire duintjes zullen ontstaan. Deze zandvlakte met fijn zand en slib zal zich vele kilometers breed en westwaarts uitstrekken tot en met de Hinderplaat. Langs de rand van deze vlakte zal zand door de brandingsstroom worden afgevoerd in Noordelijke richting naar de Maasvlakte. Als gevolg van een mogelijke zeespiegelstijging zou dit hele proces wel iets worden afgeremd.

Het sluizencomplex van de Haringvlietdam telt 17 openingen van ruim 56 m breed met elk twee beweegbare schuiven. Na de oplevering in 1970 ontstonden aan weerszijden van het sluizencomplex diepe ontgrondingskuilen. Door sedimentatie van vooral slib zullen deze ook langzamerhand worden opgevuld om tijdens een turbulente uitstroming weer plaatselijk en tijdelijk te verdiepen.

Het kustgebied van Goeree loopt vanaf de buitenhaven langs de strandvlakte de Kwade Hoek, langs de kust van Goeree tot en met de Westkop van Goeree. Het gebied kenmerkt zich door een breed duingebied, strandvlaktes met primaire duinvorming, brede stranden, en de voor de kust liggende getijgeul Slijkgat. Met of zonder zandsuppleties, die af en toe voor de Westkop plaatsvinden,  zullen de zandbanken vanaf de Bollen van de Ooster blijven aanlanden en gaat de zandbankuitbouw richting het Noorden onveranderlijk door.

Wat gebeurt er als gevolg van Delta21?

Als wij het integraal ontwerp van Esmée van Eeden volgen, dan wordt in het Getijmeer, ter plaatse van en rond de Hinderplaat het geulen en slikkenstelsel weer hersteld. De verplaatsing van de Hinterplaat richting het strand van Rockanje komt tot stilstand, evenals de aanslibbing van de Kwade Hoek. De bedoeling is dat het hele Getijmeer een brakwater overgangsgebied wordt, waar de brakwaterbiotoop zich kan herstellen. De wens is dat dit Getijmeer als een Nationaal Park zal worden aangemerkt, met een beperkte vorm van eco-toerisme. Om het rivierwater naar zee te kunnen afvoeren zal bij de bestaande toegangsgeul een brede en diepe afvoer- en vaargeul worden aangelegd, vanaf de Haringvlietsluizen tot aan de nieuwe stormvloedkering. In die geul zullen visserschepen en pleziervaart vrij kunnen varen en er zal nog slechts een fractie van de huidige aanslibbing plaatsvinden. Op advies van studenten van de Wageningen Universiteit wordt het schiereiland gelegen tussen de nieuwe stormvloedkering en de pompturbines een uniek en geïsoleerd gebied, niet toegankelijk voor mensen. Het duin- en kustgebied aan de Noordwestzijde van het Energieopslagmeer kan vanaf de Maasvlakte worden bereikt en dit gebied kan wel voor toeristische doeleinden worden gebruikt, zij het beperkt.

Aan de zeezijde van het Energieopslagmeer wordt door Wageningse studenten een ​​gecombineerd rif- en aquacultuursysteem voorgesteld. Maar ook in het meer zelf is daar volop ruimte voor. Aan de Noordwestzijde zou de ontwikkeling van de vorming van embryonale duinen moeten worden bevorderd. Niet alléén de aquacultuur zelf is een potentieel zeer interessante voedselbron, maar deze levert ook een aantal zeer interessante bijeffecten, zoals  nutriëntensanering, kustverdediging en koolstofbron, waarmee ook de biodiversiteit sterk wordt bevorderd. Onder de touw-cultures kan zo een biogeen rif worden ontwikkeld, met behulp van levende en lege schelpen. Oesters, mosselen en kokkels kunnen als substraat op de zeebodem worden geplaatst en met de mosselklonten die van de hangcultures vallen kan sterk aan de ontwikkeling van het biogene rif worden bijgedragen. Maar ook harde substraten zoals betonnen of biologisch afbreekbare koepels vormen een  zeer geschikt substraat voor een gemengd schelpdierrif. Ook kreeften vinden er hun toevlucht en foerageren in het rif. Met behulp van potten en korven kunnen kreeften en krabben op een habitatveilige manier worden geoogst. De pot- en korvenmethodes zijn ook goed toepasbaar voor de vangst van garnalen, zonder de bodem te verstoren.

De stranden van Voorne en Goeree blijven grotendeels zoals ze zijn, goudgeel en van zand en geschikt voor toeristische activiteiten. Bij de Bollen van de Ooster en de Zuidwestkust van Goeree zal met Delta21 een natuurlijke aanzanding en verbreding van het strand plaatsvinden, er komt meer ruimte voor duinvorming en recreatie beschikbaar.